Wat voorafging. deel 1

Om te begrijpen hoe de Eerste Wereldoorlog is ontstaan is het goed de Europese geschiedenis van de jaren voor de oorlog onder de loep te nemen. Zowel dynastiek, politiek als diplomatiek zijn er heel wat moeilijkheden ontstaan die uiteindelijk tot de oorlog zouden leidden.

 

Het ingewikkelde lappendeken dat Europa wordt genoemd.

In het Europa aan het einde van de negentiende eeuw waren de Franse Republiek, Portugal en Zwitserland vreemde eenden in een grote plas van vorstendommen. De meeste koningen en koninginnen waren gehuwd met kinderen of kleinkinderen van de Britse koningin Victoria. Op deze manier ontstond er   een web van dynastieke verwantschap tussen de vorsten van het Verenigd Koninkrijk, Rusland ,Roemenië, Bulgarije, Denemarken, Zweden Noorwegen, Griekenland, Italië, Spanje, Nederland, België en Pruisen die met de andere 38 Duitse staten  het Duitse Rijk vormde.

Eén van de drie keizerrijken in Europa is Oostenrijk-Hongarije. Dit land bestond uit tien verschillende nationaliteiten en wordt geregeerd vanuit Wenen. In alle hoeken van het land zijn er nationalistische groeperingen die Wenen het vuur aan de schenen leggen. Oostenrijk ziet de Balkan als zijn achtertuin. Deze regio is het kruitvat van Oost-Europa, omdat religieuze   tegenstellingen de volkeren in de Balkan verdelen. Daarnaast zorgen culturele verschillen tussen  de Slavische, Germaanse en Magyaarse volkeren voor de nodige spanningen.

Het Verdrag van Berlijn (1878) gaf Oostenrijk-Hongarije een mandaat over Bosnië, terwijl het Ottomaanse Rijk de soevereiniteit had over het land. Daarnaast werd Servië volgens het verdrag een volledig onafhankelijke staat binnen vastgestelde grenzen. Oorspronkelijk was dit geen probleem maar toen in 1903, na een staatsgreep een nationalistische dynastie op de troon kwam gingen ze met de buren in de clinch om zijn gebied uit te breiden.

In 1908 werd Bosnië-Herzegovina door Oostenrijk geannexeerd en dit zorgde voor grote spanningen en incidenten in de Balkanregio.
Het Ottomaanse Rijk was toen al verzwakt en afhankelijk van Brits geld, het was dus afwachten wat er zou gebeuren als dit Rijk uit mekaar zou vallen. Elke grootmacht was geïnteresseerd om een stuk van dit uitgebreide imperium in bezit te krijgen. Londen wilde de Middellandse Zee in handen krijgen want dit was hun toegangspoort tot het Midden-Oosten en hun koloniale belangen die ze daar hadden. Maar ook Frankrijk, Rusland, Italië en zelfs het Duitse Rijk wilden een stuk van deze koek.

Het Duitse Rijk had sinds 1888 een nieuwe keizer: Wilhelm II. Hij kreeg de leiding over een land dat heel wat industrieel aanzien had verworven. Hij wilde dat Duitsland dan ook als een leidende natie werd erkend door de anderen. Hij bemoeide zich dan ook met alles en dit zorgde voor moeilijkheden met Frankrijk en Groot-Brittannië. Groot-Brittannië dat heerste over de hele wereld én op zee, en Frankrijk dat na de nederlaag in 1870 (Franco-Pruisische Oorlog) verzwakt uit de strijd was gekomen( zij moesten de Elzas en een stuk van Lotharingen afstaan)voelden zich zwaar bedreigd door het sterker wordend Duitse Rijk.

Wanneer Kroonprins Edward zijn moeder Victoria in 1901 opvolgde koos hij voor toenadering met Frankrijk. Zo gingen ze er samen voor zorgen dat Duitsland zoveel mogelijk buiten Afrika bleef en daardoor niet verder koloniaal kan uitbreiden. Deze relatie werd in 1904 in een Frans-Brits vriendschapsverdrag vastgelegd: de Entente Cordiale.

Rusland werd autocratisch bestuurd door Nicolaas II. Deze wilde zijn land via Mantsjoerije en China een uitweg naar zee bieden. Daarvoor waren spoorwegen nodig en Frankrijk wilde investeren in het kader van een politieke en militaire alliantie. Duitse diplomaten waren ongerust omdat zij vreesden dat Rusland ook toenadering tot Groot-Brittannië zou zoeken. Dit had ook te maken met het gegeven dat Rusland in 1905 een smadelijke nederlaag had geleden tegen Japan, waardoor Duitsland overtuigd raakte dat Rusland het zwakke broertje in Europa was. Maar in 1907 leggen Londen en Moskou hun geschillen op vreedzame wijze bij en bezegelen dit met een entente. Zo zijn de drie landen Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland verbonden in de Triple Entente.

In 1882 werd al een Triple Alliance gesloten tussen Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië. Er zijn nu twee grote machtsblokken in Europa. Dit leidde tot een ongekende bewapeningswedloop. Alle landen in Europa deden grote inspanningen om hun legers te vergroten en te moderniseren. Frankrijk voerde een dienstplicht van drie jaar in, daardoor kwam hun leger op 750.000 manschappen .  Het Duitse leger werd uitgebreid tot 800.000 man bouwde hun vloot verder uit. De Britten antwoorden met het uitbreiden van hun vloot met een groot aantal nieuwe slagschepen, de Dreadnaughts.
Ondanks deze wapenwedloop werden er ook pogingen gedaan om een vreedzame  wereld en humane oplossingen van eventuele conflicten te creëren. In 1899 en in 1907 werden in Den Haag vredesconferenties georganiseerd, daar werden heel wat regels vastgelegd waaraan iedereen zich moest houden in geval van oorlog.

België was aan het begin van de twintigste eeuw een economisch welvarend land en was wereldwijd de vijfde economische macht.  In België was landsverdediging geen nationale prioriteit, dit had deels te maken met het feit dat België in het Verdrag der XXIV artikelen, dat in 1839 werd ondertekend, verplicht gewapend neutraal was. Dit betekend dat er van ons land werd verwacht dat het haar neutraliteit moest verdedigen en geen offensieve daden mocht verrichtten.
Terzelfdertijd gaf deze neutraliteit een vals gevoel van veiligheid na de Franco-Pruisische oorlog van 1870-1871. Omdat de oorlogvoerende landen Frankrijk en Duitsland toen het Belgisch grondgebied niet hadden geschonden vonden de Belgische politici  het niet nodig veel aandacht te besteden aan internationale spanningen en  moeilijkheden.

Het was pas nadat er in 1904 Duitse aanvalsplannen uitlekten met daarin het betreden van Belgisch grondgebied om Frankrijk aan te vallen, dat de koning samen met de legerleiding er op aandrongen de militaire inspanningen te  verhogen.
De groter worden de getalsterkte van de legers in de omringende landen zorgden uiteindelijk voor nieuwe maatregelen. In 1909 werd de loting en plaatsvervanging afgeschaft en moest één zoon per gezin dienst doen.  In 1913 werd de algemene dienstplicht goedgekeurd in het parlement. Waar in 1909 het jaarlijks aantal dienstplichtigen steeg van 13.300 naar ongeveer 20.000, werd vanaf midden 1913 het aantal opnieuw verhoogd naar ongeveer 33.000 dienstplichtigen. Het effect van deze maatregel zou ten volle renderen vanaf 1926. Dan zou het Belgisch Leger ongeveer 340.000 manschappen tellen. De gebeurtenissen van 1914 zouden deze plannen echter grondig in de war sturen.

De diensttijd voor de infanterie bedroeg 15 maanden, voor de artillerie 21 maanden en voor de cavalerie 24 maanden.

Tekst: Marleen Vermeersch